La Ruta de los Conquistadores

 

Het is half augustus 2005. Ik ben volop in voorbereiding op het laatste deel van het wielerseizoen, waarin de belangrijke wedstrijden zijn. Verder ben ik al enkele lange duurtrainingen aan het inbouwen omdat ik van plan ben half januari 2006 een nationaal record te zetten. Ik zal dan 24 uur gaan fietsen op Curacao rond de Ride-for-The-Roses. Een dergelijke zware tocht vereist een degelijke lange voorbereiding, niet in de laatste plaats op het psychische vlak. Marcel Thoonen bood aan een aantal van deze trainingen samen te maken. Immers, hij was in voorbereiding op een driedaagse superlange mountainbiketocht in Costa-Rica half november. Bijna achteloos gaf hij mij het internetadres van deze tocht welke site ik even achteloos bezocht waarna mijn endurance-hart spontaan in een hogere versnelling begon te slaan. Helene was al even enthousiast. “Echt wat voor jou”, zei ze. “Moet je gewoon doen. Je hebt er nu de conditie en de tijd voor. Sinterklaas, de Kerstman en ik kunnen gezamenlijk de tocht financieren. Opgeven doe je nooit dus je hebt er ook de mentaliteit voor.” Tja, daarin moet ik haar gelijk geven. Want wat belooft de tocht:

 

“La Ruta, oftewel la Ruta de los Conquistadores. Letterlijk de route van de veroveraars, refererend aan de Spaanse kolonisten die ooit Costa-Rica doortrokken en veroverden op de inheemse bevolking. Voor de echte mountain bike liefhebber is dit een magisch en welhaast mythisch begrip, bijna vergelijkbaar met de Elfstedentocht voor de schaatsers. ´La ruta´ wordt wel de zwaarste mountainbike race ter wereld genoemd, en waarschijnlijk is dat ook wel zo: 350 km (en 10.000 hoogtemeters) in 3 dagen van de kust van de stille oceaan naar de caribische kust, dwars door de prachtige maar ongenaakbare natuur van Costa Rica, door nationale parken, oerwoud, rivieren, over 3000 meter hoge vulkanen, langs boerderijen, door de blubber en over vele kilometers spoorlijn, door ananas- en palmolieplantages en ook met heel af en toe een stuk asfalt.  Hitte, stof, regen, kou, wind, vlijmscherpe vulkaanstenen, gewone keien, blubber, gevaarlijke spoorbruggen, kans op overvallen en berovingen, je kunt het zo gek niet bedenken, maar deze tocht heeft alles in zich wat een mountain-biker zich maar kan wensen als extreme ultieme uitdaging. “

  

 

Dit jaar werken ook de weergoden niet mee. Hurricane Beta is nog maar enkele weken geleden richting Costa-Rica getrokken en heeft daar, voornamelijk aan de oostkant, tientallen centimeters regen gedropt. De Ruta is daarom niet alleen de zwaarste mountainbiketocht ter wereld, dit jaar belooft het ook nog eens de zwaarste Ruta uit de geschiedenis te worden. Kortom, genoeg redenen om naar San Jose af te reizen. 

 

 

Het deelnemersveld

Hoewel kleinschalig van opzet, groeit het deelnemersveld geleidelijk. Dit jaar doen er ongeveer 450 mountainbikers vanuit de hele wereld mee aan het evenement. Marcel en ik proberen andere Nederlanders te ontdekken maar die blijken er wederom niet te zijn. Tot op heden is de Ruta pas 1 keer door een Nederlander uitgereden, maar deze woont al jaren op Costa-Rica. Marcel en ik kunnen dus de eerste niet-in-Costa-Rica-wonende Nederlanders worden die de Ruta uitrijden. Voorwaar een extra motivatie. Een week na de Amstel Curacao Race, waar wij de strijd aangingen met wereldkampioen Tom Boonen, zullen we in deze Ruta moeten aantreden tegen de regerende wereldkampioen mountainbiken, de Zwitser Thomas Frischknecht. Hij kan geschiedenis schrijven want in alle voorgaande 12 edities is de Ruta nog nooit gewonnen door een buitenlander. Voor de internationalisering van het evenement is het uiteraard geweldig als Frischknecht inderdaad degene zal zijn die de mythe doorbreekt dat een niet-Costaricaan de Ruta niet zou kunnen winnen. Media-aandacht is er voldoende. Er zijn journalisten uit de VS, er zijn filmploegen uit Costa-Rica en Canada en fotografen uit de hele wereld aanwezig. Toch gaat niet alleen alle aandacht uit naar Frischknecht. Er doet een man met een beenprothese mee die de Ruta al enkele keren heeft uitgereden en die zeer behendig is ondanks zijn handicap. Ook zal er een mountainbiketandem van start gaan waarop brommer-grote schijfremmen gemonteerd zitten. Verder is er een Amerikaanse hippie die al 25 jaar in Costa-Rica woont. Hij rijdt in een afgeknipte spijkerbroek, met ontbloot bovenlijf en op sandalen, maar hij rijdt de tocht al jaren uit en oogst altijd veel respect van het publiek en de organisatoren. Tot slot is er een deelnemer die de uitdaging aangaat op een MTB zonder versnellingen! Gezegend met een aantal tattoos, een klein sikje en gekleed in een driekwartbroek gaat deze single-speedter van start. Later zal ik hem nog vaak tegenkomen, want ondanks het feit dat hij veel vaker en meer moet lopen, doet hij dat zo snel en behendig dat hij ongeveer net zo snel vooruit komt als ik.

 

Voorbereidingen

 
Dasia heeft in de weken voorafgaande aan de tocht mijn MTB een gedegen beurt gegeven. Hoewel mijn MTB al 5 jaar oud is, heb ik er nooit echt veel problemen mee gehad. Wel (te) vaak lekke banden op Curacao en juist daarvoor was ik bang. Dasia Sport monteerde tubeless banden waarmee de kans op lek rijden geminimaliseerd zou zijn. Bovendien had ik reservewielen meegekregen en had ik ook nog eens een extra buitenband die ik via een ingenieus systeem van touwtjes aan de camel bag had bevestigd. Tijdens de Ruta is wel gebleken dat mijn materiaal niet tot de top behoorde. Een gewone verende voorvork, geen schijfremmen en schoenen die weliswaar ook geschikt zijn om op te lopen, maar waar geen spikes op zaten waardoor ik in de modder en blubber regelmatig weggleed, zorgden ervoor dat de uitdaging voor mij nog wat groter werd. Achteraf gezien heb ik hierdoor veel tijd verloren doch gelukkig heeft het materiaal het wel gehouden en mij niet belet de Ruta uit te rijden. Marcel en ik hadden flink getraind van te voren. We hebben samen dagen achtereen op de fiets gezeten, soms wel 8 uur of langer waarbij we de heuvels niet meden. Achteraf heeft deze voorbereiding mij door de moeilijkste momenten heen geholpen. Maar toch konden we ons niet echt een voorstelling maken van wat ons te wachten zou staan!!

 

In Miami had Marcel nog even snel warme handschoenen en een winddicht jack gekocht voor de tweede dag wanneer het ijzig koud kan zijn boven op de vulkaan op ruim 3.000 meter hoogte. Ik zelf had me, wereldfietser als ik ben, voorzien van een sterke borstel en een heleboel olie waarmee ik de modder van Camara tijdens de eerste dag te lijf hoopte te gaan. Speciale modderbanden op mijn velgen zouden me ook moeten helpen met het doel de tocht uit te rijden. Met name de eerste dag is traditioneel het grootste aantal uitvallers te noteren: gemiddeld zo’n 15 tot 20% overleeft de eerste dag niet.

       

Vrijdag 11 november is het dan zo ver: De Ruta gaat van start. Dat betekent om 3 uur ’s nachts de wekker. Is wel vroeg, maar we hadden toch niet echt goed kunnen slapen. Snel een ontbijt naar binnen gewerkt en om 5 uur stonden we aan de startlijn. Marcel en ik hadden afgesproken dat we de eerste dag zo veel mogelijk als bij elkaar zouden blijven: hij heeft een betere fiets, is behendiger op de technische stukken maar, zo verwachtten we, op den duur komt het vooral ook op conditie en doorzettingsvermogen aan. We stonden op ongeveer de 150e plek aan de start opgesteld: niet te ver naar voren vanwege de wedstrijdrijders en niet te ver naar achteren. Om kwart over 5 klinkt dan het startschot en het eerste gedeelte over asfalt is geneutraliseerd. Marcel en ik zijn ervaren pelotonrijders en wurmen ons al snel naar voren, links en rechts in gaatjes duikend. Achter ons horen we regelmatig het geknoers van metaal als er weer eens iemand een valpartijtje veroorzaakt.

 

De modder van Carara

 

De eerste dag moet er maar liefst 120 km afgelegd worden en 4500 meter hoogteverschil worden overwonnen. Ter vergelijking: de Marmotte biedt 5000 meter hoogteverschil. Al gauw dient de eerste klim zich aan waarin de wedstrijdrenners wegdemarreren. 20 steile kilometers klimmen (en dalen) maken de eerste schifting. Al voor het eerste checkpoint (per dag zijn er gemiddeld elke 2 uur checkpoints waar eten, drinken, energierepen en fruit uitgedeeld wordt) kom ik vast te zitten in de modder. Ik zie Marcel langzaam naar beneden glibberen. Zijn voorwiel loopt nog door, dankzij de schijfremmen. Mijn voorwiel loopt volledig vast. Dat betekent dat ik niet, zoals Marcel, naast mijn fiets kan lopen omdat het voorwiel blokkeert. Ik moet de fiets op de schouders nemen, zelfs tijdens afdalingen. De modder komt tot boven de enkels uit. Mijn maat 46 zorgt wel voor een iets groter oppervlak maar echt veel houvast heb ik ook niet. Marcel heeft ook dit beter geregeld: hij heeft spikes gemonteerd, twee ijzeren pinnen aan elk van zijn schoenen waardoor hij meer grip heeft. Regelmatig komen we door riviertjes waar we de fietsen van de ergste modder kunnen ontdoen. Mijn borstel doet wonderen. Regelmatig zien we in de jungle van Camara mountainbikers vallen en ook zie ik de eerste fietsers worstelen met kettingponsjes om hun gebroken ketting te repareren. Blijven oliën luidt het devies. Kilometers moeten gelopen worden met de fiets op de rug. Marcel wacht regelmatig op mij doch blijkt met zijn spullen veel beter door de modder te komen dan ik. De beste manier om de fiets te tillen, zo is mij gebleken, is deze over mijn schouder heen te gooien waarbij ik met de rechterhand de bovenbuis en met de linkerhand de zadelpen vastklem. Vermoeiend is het wel en ik begin reeds mijn rug, het zwakke punt van een mountainbikende racefietser, te voelen. Marcel ziet het gelaten aan als ik weer wegglijd en in de modder eerst mijn fiets en dan mijzelf moet oprapen. Hij moet steeds vaker en langer op mij wachten. De modder is echt niets voor mij. Na een aantal uren, we zijn dan pas halverwege het modderstuk, vraagt Marcel of ik het goed vind dat hij zijn eigen plan trekt. Zijn lichaamstaal geeft aan dat hij bang is de finish vanavond niet op tijd te halen. Ikzelf begin duidelijk de vermoeidheid te voelen waardoor mijn coördinatievermogen afneemt en ik nog vaker een modderbad moet nemen. Ik besluit in een van de rivieroversteken mijn bidons met koel bergwater te vullen en neem zelf ook even een bad. Me iets minder opgejaagd voelend omdat ik nu geen rekening met Marcel meer hoef te houden, kom ik het laatste stuk modder iets beter door. Om half elf, we zijn dan al ruim 5 uur onderweg, komt er eindelijk licht aan het einde van deze bruine tunnel.       

 

 

Race tegen de klok

 

Ik heb dan nog 6,5 uur om de eerste dag uit te rijden. 6,5 uur voor ruim 80 kilometer. Lastig doch niet onmogelijk. Met de klok als scherprechter begin ik aan de inhaalrace. In het stuk dat voor ons ligt gaat het omhoog, omlaag en weer omhoog en weer omlaag en weer omhoog etc. Het gaat maar door.  Een ontelbare hoeveelheid heuvels moeten genomen worden met hellingen waar je met de grootste moeite op het kleinste verzet nog maar net omhoog kunt komen. Het zijn weggetjes waar je ook met de auto kunt komen, erg steil maar wel te doen en de afdalingen zijn niet te gevaarlijk want door flinke vaart te maken kun je soms aardig omhoog de volgende helling opkomen. Ook moet er nog een lange klim, van 20 kilometer, gedeeltelijk over asfalt, overwonnen worden. Mijn conditie en wil slepen me daar doorheen en ik kom, ondanks een lekke band in de laatste 20 kilometer, moe maar voldaan om kwart vóór 5, een half uur voor sluitingstijd, in de eindbesteming Santa Ana aan. Mijn fiets wordt direct door Guïlly, de lokale fietsenmaker waarbij we een service pakket hadden gekocht, vakkundig onder handen genomen en zal de volgende dag, met nieuwe band, schoon gemaakt en gesmeerd, weer voor me klaar staan voor de 2e etappe. Zelf heb je absoluut geen zin, tijd of fut om ’s avonds aan de fiets te sleutelen.

 

Marcel staat me bij de finish op te wachten: hij was een half uurtje eerder aangekomen en was bezorgd over mijn kansen de eerste etappe uit te rijden. Uiteindelijk bleek de hel van Camara voor vele rijders te zwaar: liefst 150 mountainbikers hebben de hel niet overleefd. Van ervaren deelnemers horen we dat de mountainbikers die het wel haalden, er gemiddeld 2,5 tot 3 uur langer over hebben gedaan dan andere jaren: vandaar de zwaarste Ruta allertijden. De bus rijdt ons naar onze hotel: Marcel en ik worden naar een zeer chique hotel gebracht dat bevolkt wordt door mannen in driedelig pak en vrouwen in mantelpakjes en op pumps. En nu dus ook een aantal mountainbikers die er net een mountainbiketochtje van 12 uur op hebben zitten en die geen tijd hebben gehad om te douchen. Voorwaar een mooie combinatie.

 

Mijn rug begint wel duidelijk op te spelen. Bukken doet zeer, zitten gaat nauwelijks. Alleen liggen is een prima houding. ’s Avonds bij het eten lig ik meer dubbelgevouwen aan tafel om mijn rug te ontzien dan dat ik aan de gesprekken (sterke verhalen!) deel kan nemen.

 

 

                

 

 

De tweede dag: de vulkanen

 
De tweede dag staat in het teken van de beklimming (en afdaling!) van 2 vulkanen: de Irazú en de Turrialba.  De Irazú is vanuit San José te zien en met 3450 m de hoogste vulkaan van Costa-Rica. De Turrialba ligt er net achter en is slechts ietsje lager. De top van beide bergen is een maanlandschap en het kan er hard spoken met regen, wind en kou. De Turrialba is zelfs nog een actieve vulkaan.

 

De etappe is met 80 km de kortste van de drie. Het vertrek is gepland om 7 uur ’s morgens en dat betekent dat we tot 4 uur ’s nachts kunnen uitslapen. Aan nachtrust komen we wel tekort. De rugpijn is draaglijk geworden. Ik ben nog wel moe van de inspanningen van de eerste dag en voel gerommel in de maag. Toch heb ik hoop dat ik vandaag op reserve de etappe op tijd zal kunnen uitrijden waardoor ik de derde etappe weer vol zal kunnen gaan. Hoe anders zou het lopen.

 

Het kan vreselijk tekeer gaan op de bergen en je vingers kunnen er bijna afvriezen als het regent in de afdaling. Sommige fietsers vertrekken met been- en armstukken, doch echt koud is het nog niet. Het winddichte jack en de handschoenen vinden een plaatsje tussen het andere materiaal en reservespullen in het rugzakje. Bij het vertrek is het gelukkig droog hoewel bewolkt.

 

Het eerste half uur rijden we in een lang lint door de stad en de buitenwijken van San José over asfalt, nagestaard en aangemoedigd door velen. Meteen buiten de stad begint de helling van de vulkaan en de klim is meteen fors. We moeten een hoogteverschil van 1800 meter overbruggen tot de top van de route, deels over asfalt, deels over onverharde weggetjes. Vrijwel alles is berijdbaar met de fiets, met uitzondering van een stukje landweg dat heel diep is uitgesleten door de regens en waar de fiets op de schouder moet. Het gerommel in mijn maag wordt erger. Gelukkig rijd ik hele stukken alleen, waardoor ik niet op anderen hoef te letten en rustig de nodige winden kan laten. Omdat ik altijd moeite heb om ’s morgens vroeg te eten, probeer ik op de fiets continu te eten. Veel krijg ik niet naar binnen en beperk me tot de energierepen en vloeibaar voedsel. Ik ga me steeds beroerder voelen, en de klim kost steeds meer energie. Na een paar uur klimmen waarvant de laatste 8 km over asfalt met veel mensen langs de kant die iedereen aanmoedigen bereik ik het hoogste punt vlak onder de top van de vulkaan op 3000 m.  Ik stop bij de controlepost en probeer te bunkeren doch krijg nauwelijks iets binnen. Ik weet dat ik ondanks alle ongemakken ook vandaag de finish op tijd moet kunnen halen.

 

.

 

 

De afdaling

 

Op het hoogste punt verlaten we het asfalt en begint de afdaling door een gebied dat onlangs is verzakt als gevolg van de vele hevige regens. Daarna begint een stuk afdaling met hele grote, losliggende en scherpe vulkaanstenen. Voorzichtig sturend daal ik af. Ik wordt geregeld voorbij gereden op deze technische stukken. Na een paar uur begint de klim naar de top van de Turrialba-vulkaan die af en toe in de wolken zit. Vlak onder de top op 2750 m. buigt de weg af en begint de beruchte afdaling richting het plaatsje Turrialba,  ruim 2100 meter lager. De eerste 10 kilometers zijn steil en liggen bezaaid met puntige rotsachtige stenen waar ik met geen mogelijkheid met de MTB doorheen durf. Af en toe wordt het iets minder steil en probeer ik het wel, maar het grootste deel van de afdaling doe ik toch lopend. Gelukkig kan ik nu wel de fiets naast me laten sporen want modderig is het niet. Een pad is het haast niet te noemen. Ik word gek van al die losliggende vulkaanstenen. Na een paar uur is het ergste voorbij en begint de afdaling wat normalere proporties aan te nemen en kan ik weer kilometers maken. Vlak voor de aankomst dalen we prachtig af door een enorme koffieplantage. Ik moet regelmatig langs de kant van de weg gaan zitten, want het gerommel in de maag houdt niet op en droog zijn de winden al lang n iet meer. Het laatste uur begint het te regenen en doe ik het jack aan. De handschoenen zijn dit jaar niet nodig gebleken. In Turrialba begint het pas goed te regenen. Ik zit er duidelijk helemaal doorheen. Ik ril, trek alle kleren aan die ik bij me heb en heb het nog koud. Een medefietser haalt eten voor me wat ik niet wegkrijg. Ik voel koorts en wil naar bed. Toch zou het nog een paar uur duren voordat we in onze hotelkamer zouden aankomen. In de bus treffen me slechts meewarige blikken van de medefietsers. Er wordt zelfs openlijk gesproken over het feit dat het niet verstandig zou zijn de volgende dag in deze conditie te starten. Immers er staat dan de in afstand langste etappe op het programma waardoor we weer zo’n 10 uur in het zadel zullen moeten doorbrengen. Ik laat deze berichtgeving gelaten over me heen komen. Ik ben vastbesloten in ieder geval de volgende morgen te starten en zal dan wel zien wat er van komt. Aangekomen in het hotel duik ik direct mijn bed in, ongewassen. Marcel zet een electrische kachel bij mijn bed die op volle kracht staat en gaat daarna uitgebreid eten. Na een uurtje kan ik mezelf ertoe zetten om een zeer hete douche te nemen. Na nog 2 toiletstops komt Marcel terug en begint mijn schoenen en camelbag schoon te maken. Hij heeft een groot bord eten meegenomen voor me en een glas cola. Wil ik kans hebben ook de derde dag uit te rijden dan zal ik echt moeten eten en ik verplicht mezelf ertoe het bord helemaal leeg te eten. Heel langzaam kauwend slik ik de rijst, bonen, groente en aardappelen weg. Het gerommel in mijn maag neemt met elke hap voedsel af en ik voel me langzaam weer een beetje opknappen. Het kost me bijna een uur om het bord leeg te eten maar dan zijn de maagkrampen en koorts verdwenen. Marcel en ik concluderen dat ik misschien wel een hongerklop heb gehad en dat ik te veel vloeibaar en te weinig vast voedsel heb gegeten. Ik besluit de laatste dag in het geheel geen vloeibaar voedsel meer te nemen. Ik heb in het verleden wel eens een hele dag op marsen en snickers gesport en weet dat ik daar veel op kan. Mijn twee bidons en de camelbag laat ik met cola cola vullen. Helaas kan ik nergens marsen of snickers kopen en moet me daarom behelpen met muslirepen en wit brood met suiker.

 

 

De laatste dag

 

Het is een vrieskoude doch kraakheldere nacht op de hoogte van ons hotelletje (2.500 m). Om 4 uur alweer gaat de wekker en eerlijk gezegd vind ik het fijn. Ik lag toch te woelen en draaien in bed en droomde van marsen en cola. Tijdens het ontbijt probeer ik echt zo goed als mogelijk te bunkeren: musli met melk en veel suiker. De laatste hap blijkt er een te veel te zijn, ik voel mijn maagspieren spontaan samentrekken en moet hollen. Zodra ik buiten ben komt het ontbijt eruit. Blijkbaar heb ik genoeg gegeten. Ik neem nog een slok cola en stap in de bus die ons bijna 2000 meter lager naar de start in Turrialba zal brengen. In de bus voel ik me naar omstandigheden goed. De zon schijnt al en het belooft een warme en vooral ook mooie dag te worden. Hitte en warmte zijn wij gewend. Zo’n 10 km voor de startplaats zien we groepjes mountainbikers zich losrijden. Ik onderscheid de regenboogtrui van Frischknecht. Hij heeft de vorige dag ongeveer 15 minuten verloren omdat hij na drie lekke banden besloot defensief te gaan rijden en moest daardoor zijn leidende positie prijs geven. Frischknecht is, gelet op zijn vastberaden blik, iets van plan vandaag.

 

Bij de startlijn sleutelen mountainbikers nog verwoed aan hun fiets. Een enkeling is zelfs bezig de ketting te vervangen. Er is duidelijk minder gedrang bij de start dan tijdens de eerste etappes. Er wordt minder zenuwachtig gereden. De start was gepland voor 7 uur maar om half acht zijn we nog niet weg. Ik bekijk nog maar eens het routeschema met tijdslimieten voor vandaag en besef dat het een lange dag zal worden. We hoorden verhalen dat we met name deze dag veel last zouden krijgen van de gevolgen van Hurricane Beta. We zullen op het laatste stuk plassen tegenkomen die tot zadeldiepte gaan waar weliswaar doorheen is te fietsen, omdat de ondergrond hard is maar waar een kleine stuurfout je al kopje onder zal doen gaan. Dan wordt er omgeroepen dat het tweede deel van de route van vandaag is aangepast: in de laagvlakte, welke berucht is om de vele bruggen en treinrails waarover gefietst dient te worden, is een brug ingestort waardoor het hele gebied niet toegankelijk is. Het gevolg is dat er een belangrijk stuk over asfalt gereden zal moeten worden waardoor de etappe wat betreft afstand langer doch in tijd korter wordt. De mededeling wordt met gejuich ontvangen en Marcel wil mij in een euforische bui al de hand schudden wat ik weiger: eerst deze dag overleven. Om kwart voor 8 gaan we dan toch op weg voor drie lange klimmen in het eerste deel waarna we zullen afdalen naar het laagland. Halverwege de eerste klim van 15 km over een niet te steile weg, begint mijn ketting te klikken om even later te breken. Uiteraard heb ik een kettingpons meegenomen. Zodra ik de fiets aan de kant gezet heb, stoppen er al behulpzame medefietsers die me de pons uit handen nemen. Binnen een paar minuten zijn er twee schakeltjes uit de ketting gehaald en kan ik weer op weg. Het klimmen en dalen gaat me redelijk af, het is lekker warm, de klimmen zijn niet erg steil en de afdalingen niet al te technisch. Langs de route staan veel enthousiaste mensen met de brandslang klaar om je een verkoelende douche te bieden. Gretig maak ik daar dankbaar gebruik van. Dan begint een gevreesde afdaling door een gebied van modder en blubber en moet ik weer kilometers met de fiets op de nek klauteren en dalen. Na een uurtje komen we bij een hangbrug waar we met de fiets aan de hand overeen moeten. Twintig meter lager stroomt de woeste rivier.

 

 

 

Naar de kust

 

Gelukkig is de weg aan de andere kant van de brug veel droger en kunnen we, na de fiets bij een boer afgespoten te hebben, fietsen. Al snel begint het daarna weer te klimmen, de weg wordt steeds steiler maar we weten dat dit de laatste serieuze klim van de Ruta zal zijn en dan is 4 km met een gemiddeld steigingspercentage van 13% over een geitenpad wel te doen. In de verte zien we de Caribische Zee al liggen, hoewel deze nog 80 km ver weg is. Maar ook begint boven de beloofde asfaltweg en kan ik voor het eerst tijdens deze driedaagse mijn specialiteit tonen: hardrijden in een waaier. Helaas kan ik in de achterhoede waar ik strijd geen goede waaiermaten vinden en moet ik alleen met de kop in de wind. Toch lukt het me van groepje naar groepje te rijden. De meeste mountainbikers die ik inhaal hebben hun voorvork vast kunnen zetten, waardoor ze minder hobbelen. Mijn mountainbike kan dat helaas niet. Het voelt als een regelrechte sensatie om 50 km binnen anderhalf uur te rijden terwijl ik voor deze afstand de eerste dag wel 6 uur nodig had. Zo’n 30 km voor de finish in Limon kunnen we weer de oorspronkelijke route oppakken. Hoewel de afstand die me dan nog scheidt van de finish in Limon gelijk is aan de gemiddelde lengte van een elite-mountainbikewedstrijd op Curacao, besef ik nu toch echt dat het uitrijden van de Ruta mogelijk is. Al snel komen we tussen de uitgestrekte oliepalmplantages van het tropische laagland op het gevreesde traject met spoorrails. Daar moet je tussen de rails rijden, soms liggen er stenen maar die zijn nooit goed aangestampt waardoor je tempo moet houden om niet de macht over het stuur te verliezen en lelijk kunt vallen op de rails en soms liggen er geen of te weinig stenen waardoor je helemaal door elkaar geschud wordt. Tussendoor moet je vele bruggetjes over, waar je met de fiets op de rug over de spoorbielzen moet balanceren. Deze bielzen liggen gemiddeld 40 tot 70 cm uit elkaar waardoor je af en toe goed moet mikken om niet in het ijskoude water daaronder terecht te komen.

 

         

 

 

Het rijden over de spoorrails vergt veel concentratie. Na een kilometer of wat gebalanceerd te hebben op de treinrails, maakt deze een bocht en kan ik de eerste huizen zien. Ik heb inmiddels de Caribische kust bereikt en zie in de verte reeds de haven van de finishplaats Limon liggen. Langs de huizen is nu ook een fietsbaar zand-modderpad te onderscheiden waardoor ik de treinrails kan verlaten. Af en toe gaat de fiets tot de zadelpen door de blubber en het water maar het meeste is te fietsen. Nog even mijn ketting oliën en op naar de finish waar ik even na 4 uur aankom. De vermoeidheid was weg, pijn voel ik niet meer, alleen tevredenheid: Marcel en ik horen nu tot de beperkte groep CONQUISTADORES.


De Ruta wordt dit jaar voor het eerst gewonnen door een buitenlander. Wereldkampioen Thomas Frischknecht uit Zwitserland heeft de laatste dag zijn achterstand meer dan goed gemaakt en mag zich ’s avonds als de terechte kampioen laten huldigen. In een opperbeste bui geeft hij Marcel een gesigneerde regenboogtrui mee die tijdens de Ride for the roses geveild kan worden.


 

Loek Smit, november 2005