17 maart 2003, Ballarat
Jongelui,
Aanvankelijk zat ik deze rondstuurbrief te schrijven in de gezamenlijke keuken van de camping van Ballarat. De keuken gaat echter al om tien uur - drie uur geleden - dicht. Van de campingbaas moet ik eigenlijk betalen voor het gebruik van stroom voor de laptop: ik was te verbouwereerd om daar op te reageren. Nu zit ik op de grond in het wc-gebouw. Je moet er wel wat voor over hebben.
Uit de reacties op onze nieuwsbrieven blijkt dat er lezers zijn die op de kaart onze route proberen terug te vinden en daar niet in slagen. Inderdaad was het niet onze bedoeling jullie bij de hand te nemen over de landkaarten, maar we zullen toch de route in Nieuw-Zeeland hieronder kort weergeven:
Noordereiland:
Auckland-Thames-schiereiland Coromandel-via de oostkant overgestoken naar
Hamilton en Kawhia en de westkust. Te Anga-Waitomo-Te Kuiti-Rotorua-Taupo-
National Park. Daar op de trein gestapt naar Wellington en op de boot naar
het zuidereiland.
Zuidereiland:
Picton-Nelson-Abel Tasman National Park-Murchinson-Kaikoura. Van Kaikoura
naar Christchurch per trein. Christchurch-Geraldine-Fairlie-Lake Tekapo-
Omarama-Wanaka-Palmerston waar we met de bus terug naar Christchurch zijn
gegaan. Christchurch-Banks Peninsula-Christchurch. Bijna 3.500 km in Nieuw-
Zeeland.
De route die we tot nu toe in Australië hebben gevolgd, zullen we later opgeven.
BH
De wegen in Nieuw-Zeeland worden onheind met prikkeldraad zodat de schapen
niet de weg op kunnen. Soms wordt dat prikkeldraad gebruikt om reclame te
maken, om een hotel of cafetaria aan te kondigen of gewoon om jolig te
doen. Zo waren we al eens een onderbroek tegengekomen die aan de 'waslijn'
te drogen hing. Maar die dag naar Wanaka hadden de mensen het wel heel
bizar gemaakt. Er stond een bordje: 'bras only' en over tientallen meters
hingen bh's in diverse kleuren, afmetingen en vormen. De passant wordt
aangemoedigd daar haar - of zijn - bh bij te hangen. Wat moeten die arme
schapen daar wel niet van denken?
Beroemd
Wij zijn nu echt bekend op het eiland, want vandaag hoorden we van een
fietsstel dat ze van diverse andere fietsers hadden gehoord over dat gezin
op de fiets uit een klein eilandje ergens in de Caribische Zee. En gisteren
ontmoetten wij Benny, een Israëlische fietser die ons tegemoet fietste en
stopte toen hij onze fietsen zag staan: dat moet wel die fietsende familie
zijn, zo dacht hij, en hij begon driftig foto's te maken. Benny, Israeliër
van geboorte, entertainer van beroep met als liefhebberij onder andere
wereldfietsen. Niet al te licht bepakt, want hij heeft een hele verzameling
glazen bij zich, voor elke alcoholische drank een apart glas (wij drinken
bier, wijn, water, thee, koffie, limonade en melk allemaal uit dezelfde
beker). Verder vermaakt hij de mensen met zijn jongleerkunsten. Fietsend
door Nieuw-Zeeland is hij al weer plannen aan het maken voor de volgende
reis, wanneer hij vanuit Frankrijk via Turkije naar zijn vaderland wil
fietsen. De drie struisvogelveren waarmee hij zijn helm heeft getooid,
moeten hem geluk brengen en behoeden voor ongemak.
Wind
Vlak voor Cromwell zijn we voor het eerst geconfronteerd met de echt
beruchte keiharde wind die in dit deel van Nieuw-Zeeland kan blazen. Kort
voor Cromwell is het gaan waaien, een beetje harder gaan waaien en met
storm zijn we uiteindelijk in Cromwell aangekomen. De laatste 2 kilometer
waren zeer gevaarlijk, want een noordenwind en we gingen naar het westen en
werden (we fietsen immers links) de weg opgeblazen. Dus zeer geconcentreerd
tegensturen, maar dat valt niet mee met zo veel bagage. Toch een keer de
weg opgeblazen en een keer de berm in geschoten omdat ik toen net iets
teveel ben gaan tegensturen. Ik heb ooit een wereldfietser horen vertellen
dat de grootste vijand van een fietser niet het verkeer is, noch regen,
kou, hagel, sneeuw, slechte wegen of gebrek aan water op de route. Nee, de
grootste vijand van de fietser, zo zei hij, is de wind. Hij vertelde ons
dat destijds midden in Patagonië (Argentinië) toen wij wekenlang in een
windstorm waren terechtgekomen waardoor ik, hoewel vol rijdend over een
prachtige volledig vlakke en geasfalteerde weg, met moeite 9 km per uur kon
halen en af en toe moest stoppen om te zien of Helene nog achter mij zat of
van de weg de berm in was gewaaid. Onder zulke extreme omstandigheden is
het niet veilig meer om te fietsen en wind is dus één van de weinige dingen
die je het fietsen kunnen beletten, in tegenstelling tot de andere factoren
die zeker ook een rol spelen in het fietsplezier. De volgende dag echter
was de wind aanzienlijk geluwd en keerde het fietsplezier terug. Het was
bijna onbewolkt, waardoor de Zuid-Alpen zich van de mooiste zijden lieten
zien: met sneeuwbedekte bergtoppen van ruim 3000 meter hoog. Werkelijk
adembenemend.. Smeltend gletsjerijs zorgt voor een grote hoeveelheid meren.
We kampeerden aan één van deze diepblauwe meren. 's Avonds gaf de
zonsondergang nogal bijzondere kleuren aan het water, wat velen ertoe
aanzette om de fotocamera tevoorschijn te toveren. Huib en ik zijn tegen
zonsondergang een klein rondje langs het meer wezen lopen en dat is toch
weer een van die kleine bijzondere momenten die je je leven lang bij zullen
blijven.
Wasbord
En toen was het tijd om toch een stukje onverhard te gaan fietsen. Vlak bij
Omarama is een gebied waar de wind vrij spel heeft en de kleibergen deels
heeft uitgeslepen en omgevormd in kleirotsen. Natuurlijk wilden wij daar
een kijkje gaan nemen. Wasbord wordt het type wegdek waarover wij moesten
rijden genoemd. Hobbel, kuil, hobbel, kuil. De afstand tussen een hobbel en
een kuil is gelijk aan de lengte van een autowiel. Het geheel lijkt op
oma's wasbord. Voor auto's, die veel zwaarder zijn, is daar prima overheen
te rijden, doch voor ons fietsers niet. Je schudt helemaal door elkaar, en
moet je tempo zeer laag houden om niet volledig door elkaar te rammelen.
Toch was het een aangename fietstocht. Op onverharde wegen moet je veel
geconcentreerder rijden dan op verharde wegen, waardoor het veel sneller
lijkt te gaan. Bovendien horen onverharde wegen bij sommige
natuurlandschappen: het geeft net die extra dimensie aan zo'n ruig gebied.
Geconcentreerd kun je vaak wel de hele weg gebruiken, want er is meestal in
Nieuw-Zeeland op onverharde wegen zeer weinig verkeer, waardoor je steeds
net het stukje weg kan uitkiezen dat het beste is. Soms ook is dat beste
stukje net naast het pad, dus op het gras of groen dat wel ontdaan is van
al te stekelige struiken doch dat vlak is en nog niet verder platgereden is
door auto's waardoor er van oma's wasbord (nog) geen sprake is. En zo zwalk
je over de wegen. Moeizaam doch zeer interessant, boeiend en aangenaam.
Van de kleirotsen hebben we een stukje afgebroken als souvenir, naast het stukje lavasteen van Mt Doom en de kiwi-werk-sokken die ik al heb: in Australië heb ik daar later een kangoeroe-stropdas aan toegevoegd.
Crown Range
En toen was het tijd voor een nieuw hoogtepunt. De Crown Range, een
scenische route doch met af en toe zeer steile stukken erin, hebben wij
gefietst. Wij hebben borden met de waarschuwing dat de weg niet geschikt is
voor voertuigen met aanhangers, genegeerd. Het betrof tenslotte slechts een
waarschuwing en geen verbod. En dus gingen wij goedgemoederd op weg met
onze fietsen met aanhangers. Liefst 40 km zou de weg omhoog gaan waarvan de
laatste drie kilometer supersteil. En inderdaad, daar zou ik in een auto
met caravan niet overheen durven. Fietsend wel, hoewel het had meer weg van
kruipen. Langzaam ging mijn snelheid achteruit doch de afgelegde afstand
vooruit: 6 km/u, 5,5 km/u, 5,2 km/u. Langzamer kan ik niet met mijn
versnellingen hoewel ik dat op deze weg wel zou hebben gewild. Helene heeft
een snelheid gehaald van wel 3,6 km per uur. Juichend kwam ze boven. Ik zat
bijna te kotsen op de fiets, moest boven ook even helemaal over het stuur
hangend bijkomen en stond daarbij midden op de weg zodat een auto er niet
doorkon. De man wachtte even, en stapte toen uit. Pas toen had ik in de
gaten dat ik in de weg stond en wilde al plaats maken toen hij
schoorvoetend vroeg of hij een foto van ons mocht nemen. Dat mocht, en even
later vroeg hij of ik dan niet zo over het stuur wilde hangen maar mijn
hoofd recht wilde houden. En dus stonden we daar, Huib en ik hijgend te
poseren. Huib had de laatste kilometer meegetrapt en dat scheelde toch wel.
Jaap was in slaap gevallen en heeft zo ons hoogtepunt, met foto op de top,
slapend aan zich voorbij laten gaan. De weg naar beneden was net zo steil
waardoor we vaak zijn gestopt om de velgen niet te warm te laten worden met
al dat gewicht. De maximum snelheid op doorgaande wegen in Nieuw-Zeeland
bedraagt 100 km per uur en dus mochten de auto's hier met 100 km per uur
naar beneden scheuren. Wie daar aan zou beginnen moet of gek of levensmoe
zijn, want dat zou werkelijk levensgevaarlijk zijn. Gelukkig waren de
automobilisten die ons in de afdaling passeerden niet levensmoe, en
blijkbaar ook niet gek, want ook de auto's reden langzaam en kwamen
nauwelijks boven de 30 km per uur uit. Deze weg is nog maar twee jaar
geasfalteerd, en eerlijk gezegd heb ik geen idee hoe je hier naar boven en
beneden zou moeten gaan toen de weg nog niet verhard was. En 's winters
ligt er vaak sneeuw. Gelukkig was de weg droog. Toch zijn mijn velgen
blijkbaar wel warm geworden, want mijn achterwiel was weer helemaal in de
slag gesprongen, zodat ik 's avonds mijn achterwiel weer heb moeten
bijstellen. Gelukkig waren er ook deze keer geen spaken gebroken. We
kampeerden 's avonds bij de school, dat een zeer groot grasveld bezit met
een eigen speeltuin en zwembad waar wij zelfs (koud) konden douchen. Veel
privacy hadden wij tijdens het douchen overigens niet, wat Helene ertoe
verleidde een foto te maken van een paar witte harige fietsersbillen. Als
we een dia-avondje geven, dan zal ik de dia's dus toch moeten censureren.
Voorvork
In Alexandra wilden we even naar een fietsenmaker gaan, want ik had het
gevoel dat mijn balhoofd wel heel erg los zat zodat ik die daar vaster
wilde laten zetten. Ik had tijdens de afdaling eerder op de dag en eerder
tijdens de reis ook al, bemerkt dat mijn fiets bij het inknijpen van de
voorremmen de neiging had wat naar voren door te buigen. Ik dacht dat dat
mijn balhoofd was en had er verder niet veel aandacht aan besteed, want dat
het balhoofd niet piekfijn meer was dat wist ik al veel langer en ja, een
beetje meer of minder comfort maakt met al dat gewicht ook niet uit. Als
jongen, toen ik er nog van droomde ooit als profwielrenner deel te nemen
aan de Tour de France, las ik de heroïsche wielerverslagen van de eerste
Tour de Frances aan het begin van de vorige eeuw toen de rijders nogal eens
met kapotte fietsen geconfronteerd werden en die dan ter plekke door een
handige lasser gerepareerd werden. Bekend zijn de verhalen van de
spektaculaire afdalingen over grindpaden in de Alpen waar de renners te
kampen kregen met een kapotte voorvork die voor de mooiste valpartijen
zorgden. En als de renner het overleefde, dan was er altijd wel een handige
lasser in de buurt die zijn apparaat voor het goede doel (als het een
Fransman betrof of een buitenlander die op een onoverbrugbare achterstand
stond, hoezo chauvinistisch die Fransozen) wilde inzetten en de renner met
een gelaste voorvork weer op weg hielp, nieuwe avonturen tegemoet. Welnu,
wij kunnen weer nieuwe avonturen tegemoet gaan, want wij hebben het
overleefd en Nieuw-Zeelanders zijn niet zo chauvinistisch. Toen wij in
Clyde weer wilden vertrekken, Huib en Jaap hadden al plaats genomen op de
fiets en ik liep met de fiets aan de hand naar de weg, moesten we even een
stoepje af waar wel het voorste deel van de fiets van af wilde doch het
achterste deel niet. Bleek dat de voorvork volledig was afgebroken, aan
beide kanten, waardoor de fiets volledig naar voren kantelde en wij het
engeltje op onze fiets bedanken konden voor het feit dat het nu gebeurde en
niet bijvoorbeeld tijdens een van de vele steile afdalingen van de laatste
dagen, om maar eens wat te noemen. Doch wat nu te doen, want Clyde is een
gehucht waarvandaan geen transport naar welke andere plaats ook mogelijk is
en een fietsenmaker is er uiteraard niet. Lopen was totaal onmogelijk met
de twee kinderen op de fiets, dus moest Huib naast de fiets meelopen en
Jaap mocht bij mama op het zadel zitten. De voortassen van mijn fiets
verhuisden naar de fiets van Huib en de twee kleine tasjes die daar zaten
vonden een nieuw plekje op de bagagekar van de fiets van Helene. Huib werkt
op dat soort momenten mee, en Jaap vindt het al lang best. Mijn fiets rolde
niet meer, dus moest ik het voorste deel optillen doch kon de voorkant niet
te hoog optillen, want dan blokkeerde de aanhangfiets en dus liep ik zo met
gekromde rug en een gebroken voorvork over de straten waar net de
plaatselijke school uitging en ik de aandacht trok van de jongens en
meisjes die joelend uit de school kwamen. Helene moest met een hand Jaap op
het zadel houden en met haar andere hand de fiets met aanhanger
voorttrekken waardoor ook zij nogal ongemakkelijjk liep en de kramp in de
rug, onderarmen en handen voelde. Zo moesten wij een aantal straten door
naar de enige garage van het dorp waar, zo werd ons verteld, wel een
handige smid zat die ons kon helpen. Veel vertrouwen daarin hadden wij
niet, doch wij hoopten dat wij daar een lift konden regelen naar Alexandra
waar we een grotere kans op succes verwachtten. De man van de garage keek
het zo even aan en in een handomdraai had hij een noodverbinding aan de
twee delen van de voorvork gelast zodat wij in ieder geval de 10 vlakke
kilometers naar Alexandra, een agglomeraat van 4000 inwoners, fietsend
konden afleggen. In Alexandra, het was inmiddels 5 uur terwijl wij pas 45
km hadden gefietst, direct de fietsenzaak geconsulteerd. De man keek wat
bezorgd naar de voorvork, omdat die nogal groot is: Tja ik had die fiets
destijds op maat laten maken en zo'n grote voorvork bleek toen ergonomisch
het beste. Hij had deze zeker niet in voorraad doch ging gelijk aan de slag
om te kijken wat er in Nieuw-Zeeland verkrijgbaar is. Niet veel, zo bleek
de volgende dag, want werkelijk nergens bleek een dergelijk grote voorvork
voorhanden te zijn. Er een laten bouwen kost veel tijd en is net zo duur
als een nieuw frame. De bovenkant van de buitenbuis een stukje inkorten was
ook niet mogelijk, omdat de ring van het balhoofdstel er dan niet meer
inpast. Een nieuwe voorvork is dus niet te verkrijgen, hier noch
waarschijnlijk binnenkort in Australië doch een professioneel lasser
garandeerde ons dat de vork door het lassen weliswaar zwaarder en misschien
ook wat stroever zal lopen, doch zeker niet zwakker zal zijn dan een nieuwe
voorvork en dus hebben we ervoor gekozen met de huidige vork door te gaan:
wij hebben deze grondig na laten kijken en volledig en oerdegelijk opnieuw
laten lassen. De fietslamp die vernield is heb ik eraf gehaald, en de
bagagedrager die ook gebroken is, hebben we, hoewel ontzet, provisorisch
kunnen repareren.
Treinrails
Wij konden weer vertrekken uit Alexandra na een laatste inspectie en
oefentrip in de buurt. De treinrails die sinds 20 jaar niet meer in gebruik
zijn, zijn in 1990 weggehaald. Op de plaats waar de rails liepen is zo een
prima met de mountainbike af te leggen weg ontstaan waar sindsdien
veelvuldig gebruik van wordt gemaakt. Toertochten, wedstrijden, fietsend,
lopend, rennend, of per paard. Auto's kunnen er niet komen en motorrijders
worden ook geweerd. Wij hebben een stukje van deze trail gefietst om te
zien hoe de voorvork en de voorbagagedrager het hielden. En zo gingen wij
dan op pad, het idee was om naar Chatto Creek te fietsen en terug over de
grote weg. Zes kilometer verderop lag de eerste grote spoorbrug waar de
rails wel was blijven liggen waardoor onze trein nu ook over echte
treinrails moest rijden. Huib en Jaap vonden het spannend want hadden het
gevoel echt in een trein te zitten. En dus een nieuw spelletje gespeeld:
treinconducteur, machinist en passagier spelen.
Pinguïns
We hadden een cabin genomen zodat we de volgende dag vroeg op pad konden.
Onze cabin had liefst 8 slaapplaatsen, en dus hadden we een paar bedden
over. Als ik echter zo om me heen keek, dan zag ik dat al die bedden
gebruikt waren voor onze spullen. Als je dan ziet hoeveel troep wij bij ons
hebben, dan verbaasd het me steeds weer opnieuw dat we dat allemaal op de
fiets mee kunnen krijgen. "Jullie moeten zeer georganiseerd zijn", zo vroeg
een dame ons een keer toen ze onze fietsen zag. Dat zal wel, doch nu is het
een grote troep en Jaap is al net zo slordig als Huib: Van wie zouden ze
dat toch hebben?
Vroeg zijn we op pad gegaan, 80 kilometer verder lag Palmerston waar wij vroeg hoopten aan te komen zodat wij daarna nog zonder bagage naar het 10 km verder gelegen Shag Point zouden kunnen fietsen, waar pinguïns en zeehonden zitten. De hele dag een beetje gehaast waardoor wij toch al voor 5 uur in Palmerston aankwamen. De rest van de familie was te moe om door te gaan en dus ben ik alleen naar Shag Point gefietst. Het begon inmiddels te regenen en dan is het met 6 graden en een korte broek toch wel een beetje fris. Bij Shag Point, ik was daar twee uur voor zonsondergang en hoe later op de avond hoe groter de kans om blauwe-ogen-pinguïns te zien. Veel zeehonden gezien, zwemmend, met elkaar dolend of luierend op het strand doch vooralsnog geen pinguïn. Een man sprak mij aan en vertelde dat als ik nog een uurtje zou wachten de kans groot zou zijn er tenminste één te zien. Dat dus gedaan, want ik moest rekening houden met het licht, het was tenslotte nog een halfuurtje terug naar Palmerston. Wat heb ik het koud gehad toen wij daar in de wind stonden te wachten. Toen ineens was er wat commotie: een klein jongetje liep met zijn armen langs zijn lijf een pinguïn na te doen, daarbij zijn vader roepend, en ja hoor: daar stond meneer de pinguïn: waggel-waggel. Schitterend en het trotseren van regen, kou en wind alleszins waard. Klappertandend en zonder gevoel in de vingers doch voldaan terug gefietst naar Palmerston waar we met de bus terug naar Christchurch zijn gereden.
Banks Peninsula
Het beste had ik voor het laatste bewaard. In ons fietsboek was een
vierdaagse fietsroute over het schiereiland rond Christchurch beschreven.
Aangeraden werd deze op het laatst te doen, wanneer de conditie in orde is.
Nu had ik bedacht deze tocht zonder bepakking te gaan doen en had daar een
hele dag voor uitgetrokken, omdat ik niet langer Helene alleen op de
kinderen wilde laten passen. Op dit schiereiland is een aantal baaien die
nogal ver het land inlopen, waardoor het geheel vanaf grote hoogte eruit
ziet als een groot tandwiel. De stukken tussen de tanden zijn nogal
heuvelachtig, zodat het lastig fietsen is. Maar wel heel erg mooi. Sommige
stukken worden beschreven als dirt, difficult, steep, rough, slecht,
moeilijk, steil, ruig, precies wat ik zoek op een dag zonder bepakking! En
dus was ik 's morgens al heel vroeg op pad gegaan en inderdaad, wat waren
er steile stukken tussen. Van zeeniveau in een paar steile kilometers naar
500 m om daarna weer omlaag te vallen naar zeeniveau. En dat vele keren. En
moeilijke doch zeer interessante dag waarin ik bijna geen verkeer ben
tegengekomen en voor het laatst schapen kon zien: er waren er teveel om ze
te tellen.
AUSTRALIA
En zo namen wij dan afscheid van Nieuw-Zeeland en maakten we ons op voor
het volgende eilandje: Australië. De fietsdozen moesten op de luchthaven
van Sydney wel open: getoetst werd er of de fietsen wel schoon waren. De
possum-staart werd gelukkig niet ontdekt, want die bleek verboden te zijn.
Wij sluiten de fietsdozen steeds af, naast tape, veel tape, met oude
binnenbanden die wij er dubbel omheen sjorren. Fietsbinnenbanden zijn op
zich rekbaar, maar er moet af en toe zwaar geschud aan te pas komen om ze
om zo'n fietsdoos heen te krijgen. En zo zaten de douane-mannetjes te
tobben om onze fietsdozen weer dicht te krijgen. Het ging allemaal op een
ontspannen gemoedelijke wijze. Steeds meer collega's kwamen kijken hoe het
ging. Bij de laatste fietsdoos haalde de man niets vermoedend zijn vingers
langs mijn velg waardoor zijn overhemd toch wel een extra wasbeurt mag
hebben en zijn vingers bepaald niet Mc Leans wit uit de doos terug kwamen.
Doordat het allemaal nogal lang had geduurd, vond hij het toch goed en
mochten we door, Australië in. Dat het visum van Helene niet helemaal in
orde bleek (waarschijnlijk vanwege Smit-Klop in plaats van Smitklop) te
zijn, namen ze op de koop toe.
1 op 12
De campings die wij tot heden toe hebben bezocht zijn minder goed uitgerust
dan de campings in Nieuw-Zeeland. Een keuken, in Nieuw-Zeeland behorend tot
het standaard-interieur van een camping, ontbreekt vaak. Voor ons geen
probleem, want we hebben een benzine brander meegenomen zodat we toch onze
prak kunnen koken of water kunnen koken voor de koffie. Wanneer we zuinig
doen, dan kunnen we met één tankje ongeveer drie dagen koken. Dat houdt in
zowel 's morgens als 's avonds water koken voor koffie/thee, 's middags als
we aankomen water koken voor thee en 's avonds een eenvoudige doch complete
maaltijd koken. Een tankje bevat slechts 600 ml benzine. Dat betekent dat
voor de hoeveelheid benzine die een gemiddelde auto nodig heeft om slechts
2,5 km af te leggen, wij een hele dag kunnen koken. Anders: een bak koffie
zetten komt overeen met slechts 200 meter autorijden. Vanmorgen leidde dat
koffie zetten tot jaloerse blikken van een grote groep mensen die hier
familie-reünie heeft. Automobilisten die spek en eieren bakten op de b.b.q.
doch het zonder koffie moesten stellen. Tja, in de auto is natuurlijk geen
plaats voor een brander. De koffie smaakte uitstekend.
Nationale parken
Fietsers zijn we nog niet tegengekomen, waardoor wij nog meer aandacht
krijgen dan in Nieuw-Zeeland. Daar komt bij dat Australiërs open zijn en
nogal snel naar je toe komen voor een praatje. Dat ze zich moeilijk voor
kunnen stellen wat het is om met de fiets te reizen, is voorstelbaar want
het is een autorijdend volk. Australiërs verstaan onder een bike een
motorfiets, daarbij die luie lui (sorry Kees) te veel eer brengend. Een
fiets die door mensenkracht wordt voortgeduwd heet push bike. Een man kwam
kijken, toen we even stopten bij een winkeltje om wat te kopen, naar de
aandrijving van onze fiets. En toen wij daarop naar onze benen wezen, begon
hij een beetje te lachen en nog verwoeder te zoeken naar de motor die hij
niet kon vinden. Een beetje verbouwereerd liep hij weg, dat had hij toch
nog nooit meegemaakt.
Wegen die volgens de Ozzies (zoals Australiërs genoemd worden) vlak zijn, blijken in de praktijk zeer heuvelachtig. De kaarten die wij tot onze beschikking hebben voor onze fietsreis, zijn ook toegespitst op de automobilisten. Erg gedetailleerd zijn ze niet, soms ontbreken er wegen, en informatie over heuvels, hoogten en hoe steil het is, ontbreekt volledig. De achtergrond is meestal wit, behalve de gebieden waar een nationaal park is, want die stukken zijn groen gemaakt. Nu heb je dus nogal eens de neiging om je te richten op de groene gedeelten, wat dus toch misleidend is. Australiers roepen namelijk al heel snel een gebied uit tot nationaal park. Een gebied waar een waterval, bos, zandstrand of iets dergelijks staat wordt al snel tot nationaal park benoemd. Is er een koala-beertje gesignaleerd, hupsakee nationaal park. Zo wordt een scheet, vrij vertaald blowhole, al snel opgewaardeerd. Die blowhole hebben we wel gezien in Kiama: een smal gat tussen de rotsen waar het water van de golven vanuit zee met een dusdanige kracht ingepompt wordt dat er af en toe een tientallen meters hoge straal het gat uitspuit. Met vloed is het effect het grootst en kan de straal wel 60 meter de lucht in spuiten. Wij hebben naast deze blowhole onze tent opgezet.
Bus
Ga niet naar Australië, zo werden we gewaarschuwd. Het is droog, de
afstanden zijn zeer groot, er is een gebrek aan water, het is warm en het
is saai want er zijn nauwelijks heuvels laat staan bergen. Welnu, na een
week Australië verlangden we naar al deze ingredienten. We hadden al vier
dagen regen gehad, trokken 's avonds wat graag een lange broek aan en het
was druk op de schaarse wegen. Fietsend in de mist en koude van 12 graden
verlangden we des te meer naar die warme droge mooie woestijn die toch
niet eens zo ver weg is. In Bundanoon hebben we, vlak voordat de bui werkelijk
losbarstte, de plaatselijke herberg bereikt. Wij waren de enige gasten,
hoewel de herberg op (veel) meer gasten was ingericht, want binnen de
herberg konden we zonder problemen verstoppertje spelen en verdwalen. De
herbergier kwam een praatje maken en wist vrolijk te vertellen dat het
eindelijk opgehouden was met de droge periode die dit deel van Australië
ruim 6 maanden in de greep gehouden heeft en die de oorzaak was van de vele
bosbranden om en rond Sydney (Blue Mountains): de komende dagen zou het
regen, regenen en als het meezat en aan hem lag regenen. Fijn. De volgende
morgen: mist, bijna niets te zien, de auto's reden met groot licht. Maar
het regende niet en dus zijn we toch maar op de fiets gekropen. Jammer dat
het zicht zo slecht was, want het moet een prachtig gebied zijn, met
kloven, bos en riviertjes. Wij schoten aardig op, we hadden natuurlijk een
beetje haast want we vreesden dat het elk moment echt nat zou gaan worden.
Tot na 15 km ik een knal hoorde. Helene die achter ons reed dacht dat ze
een steentje of zo zag wegschieten. Dat kan op zich, want Huib en Jaap zijn
continu bezig steentjes te verzamelen die ze vanaf de fiets alle kanten op
weggooien. Het gebeurt regelmatig dat er zo'n steentje tussen te spaken
beland, of tussen het wiel en het spatbord, wat een grappig geluid geeft
wat mij altijd weer een beetje verontrust want je weet nooit met dat
achterwiel van mij. Zo ook deze keer, doch ik voelde al snel dat er iets
niet goed zat. En dus weer met lood in de schoenen naar het achterwiel
kijken of er iets aan de hand is met de spaken doch die waren gelukkig ok.
Toch zat er een groot slag in het wiel: dat werd veroorzaakt door de naaf
die doodleuk gespleten was. Een aantal spaken had zo geen functie meer want
die zaten nergens meer aan vast. Ervaren als ik inmiddels ben met het
uithalen van slagen in het wiel, heb ik het wiel toch weer redelijk recht
kunnen krijgen, zodat we in ieder geval weer verder zouden kunnen. De
eerstvolgende plaats zou echter Goulburn zijn, waar we ook van plan waren
naar toe te gaan, doch die was op dat moment nog ruim 40 km verder. Liften
is bijna geen optie met zoveel vracht. Gedwongen hebben we toen de hoofdweg
moeten nemen: zeker niet gezellig fietsen want het betreft de drukste
rijksweg van Australië die loopt van Sydney (4 miljoen mensen) via Canberra
(de hoofdstad) naar Melbourne (3,3 miljoen mensen). Fietsend over een ruime
brede vluchtstrook waar leven wel doch je oren niet veilig zijn voor de
rondsuizende vrachtwagens, bussen, en ander verkeer. We hebben het zo waar
tot Goulburn kunnen volhouden waar ik direct naar een fietsenzaak ben
gereden die een shimano 36 gaats achternaaf had liggen zodat het achterwiel
voor de tweede keer deze reis opnieuw gespaakt is. Nu maar hopen dat het
houdt. Bij de fietsenmaker ook een speeltje voor Helene en mij gekocht: een
spiegeltje waar we door het trillen geen barst door kunnen zien.
In Goulburn, het regende pijpenstelen, een nachtbus voor diezelfde dag geregeld die ons, en de fietsen, in Seymour, een dorpje in de buurt van Melbourne, heeft gebracht waar we om 5 uur 's morgens zijn gedropt. Het was nog aardedonker, doch lekker warm. Jaap en Huib moesten wakker gemaakt worden, want die lagen lekker in de bus te dutten. De jongens zijn heel erg flexibel geworden, slapen in de bus, worden om 5 uur 's morgens wakker gemaakt en vinden dat dan weer spannend en gaan rustig op het stoepje buiten zitten wachten tot papa de fietsen weer in orde heeft gemaakt zodat we naar de plaatselijke camping konden gaan waar we om half acht in onze tent konden kruipen om in ieder geval nog een paar uurtjes bij te slapen. Huib begint het Engels al aardig op te pikken, luistert nu ook naar wat andere kinderen zeggen en is niet meer verlegen want doet zelfstandig een paar boodschappen, betaalt de benzine, en vraagt of hij mee mag spelen.
Eindelijk warmte
Vanuit Seymour hadden we het gevoel dat we eindelijk na ruim een week in
het Australië zitten dat we zoeken. Het was een aangename dag, niet te
warm, niet te koud, zo rond 30 graden dus. De omgeving was bossig doch
droog, mooi bruin wat getuigt van droogte, de wegen waren stil, van wind
geen last, wel vele korte klimmetjes die prettig waren. Borden gezien dat
we op moesten passen voor kangoeroes. En toen ineens geronk van motors in
de verte. Het geluid kwam steeds dichterbij, of eigenlijk kwamen wij steeds
dichter bij het geluid van het geronk. Een man hield een hek voor ons open
zodat we een paar minuten later getuigen konden zijn van een cart race op
de plaatselijke racebaan. Dat mis je als motorrijder of anders
gemotoriseerde voorbijganger toch maar. Even verderop hielden we plotseling
stil en zagen we eindelijk waar we al anderhalve week op wachten: de eerste
kangoeroe. Eén exemplaar was er die poing poing met grote sprongen van ons
wegploingde. We hebben bewust geen foto genomen, want wilden genieten van
het moment. Foto's kunnen we later nog wel maken. De laatste 15 km naar
Heathcote toe, waar we de nacht zouden doorbrengen, moesten we op een wat
drukkere weg fietsen. Een man stopte ruim voor ons. Weer een fotomaker,
dachten wij. Er kwam echter geen fototoestel tevoorschijn doch wel een
grote koelbox waaruit hij voor ieder van ons een groot ijsje toverde. De
man werkt voor Nestlé en gaat eens in de zoveel tijd op bezoek in het
hoofdkantoor. Terug komt hij dan met een grote koelbox vol ijsjes waaruit
hij spontaan de de warmte negerende fietsers er eentje aanbood. Ons een
goede vakantie toewensend liet hij ons al snel weer alleen. En zo stonden
wij dan, lekker aan een ijsje te likken. De automobilisten die ons daarna
voorbijreden keken een beetje verbaasd naar ons: waar halen die zo ineens
die ijsjes vandaan, zullen ze gedacht hebben.
Koala park
Elke dag staat er wel een kort uitstapje op het programma dat het reizen
per fiets zo boeiend maakt. Een bezoek aan een dingo-boerderij, de
gluiperig uitziende wilde Australische honden, een tochtje naar roze door
de zon en natuur geschapen rotsen, of een bezoek aan een koala-park. Het
koala-park van Creswick is oorspronkelijk opgezet als hersteloord voor
zieke en/of gewonde koala-beertjes. Er zijn nogal wat bomen gepland waar
deze beestjes in wonen en dus wilden we daar wel een kijkje nemen. We waren
al gewaarschuwd dat de kans dat we er één zouden zien zeer gering was omdat
het nogal droog was geweest waardoor er nogal wat koala's zijn gestorven.
In het park was een route uitgezet die de eerste meters zo goed was dat het
net asfalt leek. Omdat wij echter niet te snel wilden gaan, zijn we gaan
lopen, uiteraard met de fiets aan de hand. Het was tenslotte net asfalt
nietwaar. En zo liepen we dan, met kramp in de nekspieren door het getuur
naar boven. Huib liep voorop en zou ons waarschuwen als er ergens ineens
een slang of ander kruipende griezel zou opduiken. Twee bochten verder
moesten wij de fietsen "even" een bruggetje overtillen waarna de weg weer
vlakker werd. Koala's hadden we nog niet gezien en we werden een beetje
lacherig van al dat getuur en gesleep met de fietsen. Toen stonden we
ineens voor een steile klim. Als een muur zo steil doch slechts een meter
of tien hoogteverschil. "Daarna wordt het vlakker, laten we doorgaan", zei
Helene. En dus stond ik daar te trekken, te sleuren, te duwen en te hijgen
om die fietsen met al dat gewicht (Helene gaf het wat graag uit handen)
boven te krijgen. Inderdaad werd het daarna vlakker, maar om de bocht -
waar Huib en Jaap al naar toe waren geraced en ons op stonden te wachten -
wachtte ons de volgende hindernis: een trappetje naar beneden. "Tja", zo
zei Helene: "Als we nu terug gaan dan moeten we dat steile stuk weer terug
en heb je al die inspanning voor niets geleverd en het is vast de laatste
hindernis, het kan nooit ver meer wezen". Gelijk had ze natuurlijk, en daar
ging ik weer. Ver bleek het inderdaad niet meer te zijn, maar het was zeker
niet de laatste hindernis. En zo werd dit de lastigste onverharde kilometer
(want veel langer was de route niet) van de hele reis. En koala-beertjes?
Die zaten ons waarschijnlijk van verre te aanschouwen en uit te lachen. Ze
lieten zich niet zien. De rest van de dag ondervonden we veel last van de
zuidenwind die nogal krachtig tegen ons in blies. Door deze wind, de vele
klimmetjes en het uitstapje 's morgens over de onverharde wegen lag ons
gemiddelde snelheid die dag rond 11 km per uur, inderdaad toch twee keer zo
snel als wandelen.
Groeten
Helene, Jaap, Huib en Loek Smit